Staatieportret gemaakt bij het 25-jarig bestaan van Natuurmonumenten in 1931. Op de voorgrond Prins Hendrik (1), Prins der Nederlanden,
echtgenoot van Koningin Wilhemina, temidden van het dagelijks bestuur, van links naar rechts, de Texelaar J. Drijver (2), Mr. P.G. van Tienhoven (3),
Dr. Jac. P. Thijsse (4) en Prof. Dr. L.Ph. le Cosquino de Bussy (5). Links op de trap Henk Cleijndert Azn (6). De vereniging telde toen 12.000 leden,
tegen ruim 706.000 vandaag de dag. (foto: Spaarnestad Fotoarchief )
Hendrik ( Henk) Cleijndert Azn.
Henk Cleijndert Azn. (1880–1958) was de achterneef van Jan Cleijndert, die de beukenboom plantte, en verbleef in zijn kinderjaren in en om Nieuwendam. Na zijn middelbare school in de stad studeerde hij ondermeer theologie echter vertrok in 1903 naar Soerabaja. Vanaf dat hij in 1921 was teruggekeerd in Nederland zette hij zich in voor natuurbescherming en planologie en speelde tot op hoge leeftijd een bepalende rol bij Natuurmonumenten en leverde een belangrijke bijdrage in de ontwikkeling van de planologie en de vormgeving van landschap en natuur in Nederland.
Achtergrond
Henk Cleijndert verbleef in de periode 1903-1920 in Soerabaja en werkte als makelaar voor Hessels, Cleijndert & Co in tabak, koffie, suiker en thee. Tijdens zijn terugreis via de Verenigde Staten raakte hij gefascineerd door het daar geldende planningssysteem voor steden en ‘natuurruimte’, in het bijzonder het stelsel van Nationale Parken. Op basis daarvan wijdde hij zijn verdere leven aan vraagstukken van natuurbescherming, landschapsverzorging, recreatie en planning.
De familie Cleijndert was van oudsher Doopsgezind en uit een lezing op de jaarvergadering van Natuurmonumenten in 1923 blijkt duidelijk zijn religieuze inspiratie voor natuurbescherming: ‘Aldus leidt de liefde voor de Natuur en voor het landschap niet tot natuur-aanbidding, doch tot eerbied en ontzag voor het Wonder der Schepping’.
Nationale Parken en natuurbescherming
Zijn passie voor Nationale Parken en het daarmee samenhangende stelsel van planning droeg hij met verve uit, zowel in kringen van stedenbouwkundigen als natuurbeschermers. Hij trad in 1923 toe tot het bestuur van Natuurmonumenten en werkte nauw samen met medeoprichter Dr. Jac. P. Thijsse en Mr. P.G. van Tienhoven. Cleyndert streefde ook naar een Natuurbeschermingswet, waarvoor hij al op het Internationale stedenbouwkundige Congres in Amsterdam (1924) had gepleit. Hij heeft niet mee mogen maken dat het voornemen van de regering uit 1928 om tot zo’n wet te komen in 1968 werd uitgevoerd.
Planning en landschapsarchitectuur
Cleijndert trad in 1922 toe tot het Nederlands Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw. Hij pleitte hier onder meer voor de instelling van een Rijksdienst voor het Nationale Plan die er na enige jaren ook daadwerkelijk kwam. Zo’n dienst moest de ontginning van ‘woeste gronden’ tegengaan evenals de ontsiering van het landschap. Daarnaast kon via de door zo’n dienst gemaakte plannen de aanleg van parken, tuinen en sportvelden er ‘natuurruimte’ worden gerealiseerd. Om de kwaliteit van het landschap te waarborgen dienden er zijns inziens deskundigen te komen en daarop toegesneden opleidingen. Ook hier was hij succesvol: er kwam in 1947 een opleiding landschapsarchitectuur.
Beschermd landschap en re-creatie
Cleijndert was vanaf 1939 bestuurslid van de Contact-Commissie voor Natuur- en Landschapsbescherming. Daarbinnen was hij nauw betrokken bij de Werkgroep Cultuurlandschappen (1945-1950) en werkte hij aan overzichten van waardevolle Nederlandse landschappen die met voorrang beschermd moesten worden. Hij vond de recreatieve betekenis en cultuurhistorie van landschappen van minstens zo groot belang als de aanwezigheid van planten en dieren.
De term re-creatie heeft hij in Nederland ingevoerd. Door deze voorkeur kwam hij soms in conflict met andere natuurbeschermers die zich meer op natuurbescherming in strikte zin richtten.
Belang
Het belang van de bescheiden natuurbeschermer-planoloog kan moeilijk worden overschat. Zijn werk voor landschapszorg en -planning, voor recreatie en landschapsarchitectuur en zijn aandacht voor Nationale Parken hebben een stempel gedrukt op de Nederlandse natuur- en landschapsbescherming en ruimtelijke ordening.
De Hendrik Cleijndertweg, parallel aan de S116, in Amsterdam Noord is naar hem genoemd. Toen de voormalige familievereniging in 2002 haar laatste reünie vierde in Nieuwendam werden ze toegesproken (in het kerkje aan het Meerpad) door de toenmalige voorzitter van het stadsdeel Noord, Marijke van Schendelen. In haar speech besteedde zij (zelf ook planoloog) veel aandacht aan Hendrik Cleijndert. Ze benadrukte hoe bijzonder het was dat hij zich als autodidact met grote betrokkenheid heeft ingezet voor natuurbescherming, planologie en uiteindelijk ook kunstbezit. Hij bleek een fervent verzamelaar. Schoonheid van natuur en landschap zocht Cleijndert ook in de kunst. Hij vond het onder meer bij de schilders van de Haagse School. Na zijn overlijden liet hij een flink legaat na aan de Vereniging Rembrandt. Bij die vereniging bestaat sinds 1967 het Cleijndert Fonds, waaruit in 2007 steun is gegeven aan twee aankopen door het Rijksmuseum.
bron: Wikipedia / Cleijndert Vereniging
Het kantoor en de Rode beuk in de tuin
Jan Cleijndert, de oom van Hendrik Azn., plantte in 1895 de beukenboom in de tuin van het kantoor van de graanhandel firma Wed. K. Cleijndert. Henk was bevriend met zijn naam- en leeftijdgenoot Hendrik P. Czn. Cleijndert, die in het huis ernaast woonde …